26 februari


1 Petrus 1:4-5
(4) Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, (5) Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in de laatste tijd.

De levende hoop uit vers 3, wordt hier in vers 4 een “onbevlekkelijke” (wat betekent zonder zonde) en een “onverwelkelijke” (wat eeuwig betekent) erfenis genoemd, die in de hemel bewaard wordt voor ons. Zowel de erfenis als wij worden bewaard in de hemel. We worden als het ware voor elkaar bewaard.
Je vraagt je nu misschien af wat je moet doen om deze erfenis te ontvangen. Nu, het is de verantwoording van iedere gelovige om zich beschikbaar te stellen in de dienst van de Heer. Niet in eigen kracht, maar in Gods kracht. Dat is mogelijk gemaakt door de wedergeboorte. De heerlijkheid van ons nieuwe lichaam, dat we in de toekomst zullen ontvangen, is afhankelijk van de zaligheid der ziel. De ziel staat in de Bijbel voor onze wandel hier op aarde. In hoeverre we zullen erven is dus afhankelijk van onze vrijwillige dienst aan de Heer.
Dat is ook wat Paulus bedoelt als hij in Filippenzen 3:12 zegt: “Niet dat ik het al gekregen heb, of al volmaakt ben; maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.” Het gaat hier niet over Paulus’ behoud, want dat was al gebeurd. Het gaat hier over de erfenis, waarvoor Paulus alles wil vergeten wat achter hem ligt, om zich uit te strekken naar die prijs die van boven is, in Christus Jezus.

Wedergeboorte met als doel een erfenis. Iedereen die wedergeboren is, komt voor de keuze te staan of hij/zij ook daadwerkelijk de Heer wil dienen en zal zijn verantwoordelijkheid hiervoor moeten nemen. De keuze hoeft niet moeilijk te zijn. Als je kiest voor deze wereld, kan de Heer Zijn werk niet in je doen en kun je niet erven. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij jou.