20 februari


Gods Woord zegt in Jakobus 2:17: “Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood”.
Vele gelovigen menen dat zij, nu zij Christus aanvaard hebben, voor Hem aan het werk moeten, want geloof zonder werken is dood, zeggen zij dan. Natuurlijk is geloof zonder werken dood. Als we ons boven in een brandend huis bevinden, mogen we nog zo vast geloven in de betrouwbaarheid van de brandweerlieden die beneden staan en een groot zeil voor ons ophouden, als we ons echter niet in het zeil laten vallen, baat ons geloof niets.

Wij kunnen met ons verstand aanvaarden dat Jezus Christus op Golgotha Gods oordeel heeft gedragen, zoals wij ook aanvaarden wat de boeken over historische feiten vertellen. Als wij echter niet met ons hart geloven dat de Heer Jezus dat voor ons persoonlijk deed en we Hem voor deze grote liefde niet van harte danken, heeft het geen waarde. Als Christus onze persoonlijke Heiland en Verlosser is en we met Hem door het leven gaan, woont Gods Geest in ons hart.
Gods Woord leert ons dat Zijn Geest het nieuwe leven in ons werkt. “Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid” (Galaten 5:22). Als wij onze Heiland liefhebben, is het altijd het verlangen van ons hart om Zijn weg te gaan.
Door geloof leven, vraagt de Heer van ons. Dat is Hem vertrouwen, Zijn Woord onderzoeken en vanuit het geloof in dat Woord leven. Zo werkt geloof vanzelf, zoals een tak vanzelf vrucht draag, als hij maar in de boom bevestigd blijft.

Lezen: 1 Petrus 1:8-9 en 18-21