Genesis 1:1-2
1 In den beginne schiep God de hemel en de aarde. 2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
Er is in het boek Genesis maar één vers dat spreekt over de schepping van hemel en aarde en dat is hier in Genesis 1:1. Het idee dat in de volgende verzen beschreven wordt hoe God deze schepping tot stand heeft gebracht, berust op een groot misverstand. De Bijbel vermeldt dit namelijk niet, omdat het voor ons niet van belang is.
De zin “De aarde nu was woest en ledig en duisternis was op de afgrond”, vertelt iets dat plaatsvond na vers 1, dus na de schepping van hemel en aarde. Aan deze gedachte moet je eerst even wennen, omdat het vaak anders geleerd wordt. Maar dat God eerst chaos zou scheppen en vervolgens in zes dagen de hemel en aarde daaruit zou vormen, wordt niet door de Bijbel gesteund. Deze leer is een oude Griekse leer, die ook in de dagen van de Here Jezus bekend was en heeft veel mensen beïnvloed; helaas ook veel christenen in hun interpretatie van Genesis. De Bijbel leert dat God geen chaos schept; Hij is een God van orde en niet van wanorde.
De correcte vertaling van vers twee is volgens mij als volgt: “Maar de aarde werd woestheid en ledigheid en duisternis wegens het verschijnen van de afgrond”. Wat hier vermeld wordt is geen vervolg van vers 1, maar het gevolg van een oordeel dat over de schepping is gekomen. Ik wil nu niet ingaan op wie of wat deze verwoesting heeft veroorzaakt, omdat dat een heel ander onderwerp is dan waar we nu mee bezig zijn.
Vers 1 spreekt dus over de oorspronkelijke schepping en vers 2 over de gevolgen van een verwoestend oordeel, waardoor het een woeste, ledige en duistere wereld werd.