13 februari


De Samaritaanse vrouw vroeg aan de Heer Jezus, waar men nu eigenlijk God moest aanbidden. Te Sichar, zoals de Samaritanen dachten of te Jeruzalem, zoals de Joden dat leerden. De Heer antwoordde: “God is Geest en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid” (Johannes 4:24).
God woonde in Israël in het Heilige der heiligen, waar de ark des ver­bonds stond. Hij had Israël een eredienst gegeven met talloze offers en feesten. Al deze offers en feesten zagen uit naar Jezus Christus, die éénmaal Zichzelf zou offeren om de zonde en de dood teniet te doen, waardoor het mogelijk zou worden waarlijk en op volmaakter wijze feest te vieren ter ere Gods.

Na het kruis en de opstanding uit de doden is alles veranderd. De voorhang die het Heilige der heiligen afsloot, is door God gescheurd van boven naar beneden. Gods Geest is uitgestort in degenen die Jezus Christus geloofd hebben (Romeinen 5:5). Nu hebben ceremoniën en erediensten geen enkele waarde meer voor God.
Jezus Christus heeft door Zijn geweldig en groots werk der verlossing God volkomen genoegdoening gegeven. God verlangt niet anders meer dan in de geest aangebeden en verheer­lijkt te worden in en door Zijn Zoon Christus Jezus. Al de ceremoniën die God Israël gaf, zijn terzijde gezet. God vraagt niet Hem te eren met allerlei plechtigheden.
Ons geloof behoort nu gericht te zijn op onze Heiland Jezus Christus. God gaf ons Zijn Geest in ons hart (1 Korinthe 6:19) en door deze Geest geleid, mogen wij leven door geloof. Leven in en door Christus Jezus. Geloven in de uitspraken Gods, ons gegeven in Zijn Woord.
Alleen zulk een leven, dat geestelijk is, kan Gode welbehagelijk zijn.

Lezen: Johannes 4:19-24