12 januari


Als een keizer zou willen omgaan met een eenvoudig arbeider, kan hij zich niet verlagen tot de stand van de arbeider. Hij zal deze moeten verheffen tot een stand die bij de keizer past.

God, de Allerhoogste, is heilig en rechtvaardig. Hij kan niet omgaan met iemand die minder heilig en rechtvaardig is dan Hij. Het is voor Hem volkomen onmogelijk contact te hebben met Zijn gevallen schepsel.


Echter, God wiens wezen liefde is, had de mens lief en wilde graag hem gelukkig maken en hem de vrede en de blijdschap van de gemeenschap met Hem schenken.
Hij moest daartoe de mens tot Zijn stand verheffen, doch dat kon Hij niet doen ten koste van Zijn heiligheid en rechtvaardigheid. Gods Woord ontvouwt ons Gods onnaspeurlijke wijsheid en liefde bij de oplossing van dit probleem.

God gaf Zichzelf in de Zoon Zijner liefde, in Jezus Christus. Christus heeft volkomen aan het recht Gods voldaan. Hij vereenzelvigde zich geheel met de mens. Hij, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem (2 Korinthe 5:21). Dit wonderlijke heerlijke feit is het deel van hen die in Jezus Christus geloven, die God vertrouwen op Zijn Woord.

Dat Woord zegt in Johannes 1:12: “Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;”

Zo kan de heilige, rechtvaardige God met ons omgaan als een Vader met Zijn kind en dit is in en door Jezus Christus onze Verlosser en Zaligmaker.

Lezen: 2 Korinthe 5:20-21