07 januari


Als wij om ons heen kijken, ontdekken wij nog heel wat goede mensen. Mensen die elkaar helpen, die alles voor een ander over hebben; vriendelijke, prettige mensen. Gelukkig.
Helaas, al die goede eigenschappen van de mens kunnen hem nooit in een goed blaadje bij God brengen. God is zo heilig en zo hoog verheven, dat Hij niet één zonde door de vingers kan zien. Omdat er niemand op de wereld is die nog nooit gezondigd heeft en bovendien ieder mens in zonde is ontvangen en geboren (Psalm 51:5), moest er Iemand anders komen op deze wereld om in onze plaats te leven, zoals God dat van ons verlangde en het rechtvaardig oordeel Gods over al het door ons bedreven kwaad te ondergaan.
Jezus Christus, de Heilige en Volmaakte, is mens geworden en is in onze plaats getreden. Hij heeft in volmaakte gehoorzaamheid aan Zijn God geleefd en heeft door Zijn lijden en sterven volkomen aan al Gods eisen voldaan.
Als we dit met ons hart geloven en Christus aanvaarden als onze Heiland en Verlosser, mogen wij vrij tot God gaan, want dan ziet Hij ons aan alsof wij alle schuld betaald hadden.

Lezen: Jesaja 53:5-6