31 december


31 december

“Hij zeide tot hen: Als Ik u uitzond, zonder buidel, en male, en
schoenen, heeft u ook iets ontbroken? En zij zeiden: Niets” (Lukas
22:35).
In Deuteronomium 2:7 zegt Mozes tot Israël: “Want de HEERE, uw
God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij kent uw
wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is de
HEERE, uw God, met u geweest; geen ding heeft u ontbroken”.
Psalm 23:1 zegt: “De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken”.
In 1 Petrus 5:7 zegt het Woord tot Gods kind: “Werpt al uw
bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u”.
Ja, inderdaad! Hij zorgt voor ons. Als wij Hem laten zorgen, zal ook
onze lofzang zijn: “De Heer is mijn Herder, mij zal niets ontbreken”.
Wat is het toch een onuitsprekelijk grote genade een kind van God te
zijn. In Christus Jezus heeft Hij ons lief met een eeuwige liefde en
heeft Hij ons geheel voor Zijn rekening genomen. Wij mogen ons
volkomen aan Hem toevertrouwen.
Wij weten uit het Woord dat, als wij God liefhebben, ALLE dingen
medewerken ten goede (Romeinen 8:28).
ALLE dingen, hetzij vreugdevolle, hetzij moeitevolle. Hij omringt
ons met Zijn liefde en trouw. Onze Heiland heeft gezegd:
“Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad;
blijft in deze Mijn liefde” (Johannes 15:9).
In Johannes 17:26 bidt Hij: “En Ik heb hun Uw Naam bekend
gemaakt, en zal Hem bekend maken; opdat de liefde, waarmede Gij
Mij liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen”.
Zo mogen wij ons opgesloten weten in deze Goddelijke liefde.
Stil in de liefde van onze Heiland blijven, stil wandelen aan de hand
van onze hemelse Vader. Luisteren naar wat Zijn Woord ons door
Zijn Geest openbaart aangaande Jezus Christus, in en door Wie al
deze Goddelijke zegeningen over ons worden uitgestort. Geloven wat
Gods Woord ons leert.
De vrucht van zulk een gezindheid des harten, van zulk een
geloofsleven, zal zijn dat wij ons in Hem verheugen met een
onuitsprekelijke en heerlijke vreugde (1 Petrus 1:8). Dan zingen wij
met David: “O God! mijn hart is bereid; ik zal zingen en
psalmzingen, ook mijn eer” (Psalmen 108:2).
Zo wordt Kolossensen 3:16-17 bewaarheid in ons leven.

Lezen: Kolossensen 3:15-17