18 november


18 november

Het is voor ons niet mogelijk om onder woorden te brengen, de
onmetelijke en onnaspeurlijke liefde van God. Hij Zelf is de Liefde.
Het ontzettende is, dat de natuurlijke mens niet in staat is deze liefde
te zien. Door de zonde is zijn verstand verduisterd en is hij
vervreemd van het leven Gods (Efeze 4:18). Hij staat zelfs vijandig
tegenover deze liefde.
Gods liefde is ook zo puur, zo volkomen. De openbaring van deze
liefde, Christus Jezus, in Wie God Zichzelf heeft gegeven, deed de
mens in haat ontvlammen. "Zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat",
zei de Heer (Johannes 15:25).
Reeds in Psalm 69:5 sprak Gods Geest,
bij monde van David, hierover: "Die mij zonder oorzaak haten, zijn
meer dan de haren mijns hoofds."
Hij, de Zoon des mensen, Die Zijn heerlijkheid heeft afgelegd om
Gods liefde te kunnen openbaren, wist dat dit zou leiden tot haat. Een
haat die zijn climax vond op het vloekhout des kruises. En juist in
deze climax van haat werd Gods liefde uitermate openbaar. Toen
heeft Jezus Christus, Gods Heilige en Rechtvaardige, in volkomen
gehoorzaamheid aan Zijn God, de heilige en rechtvaardige toorn
Gods over al het kwaad gedragen. Toen heeft Hij, als Zoon des
mensen, Zijn ziel uitgestort in de dood, verlaten door God. "Want
Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons
gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem"
(2 Korinthe 5:21).
Gods liefde werd ten volle openbaar, liefde die gegrond is op heilig
recht. In Christus is volkomen aan het recht Gods voldaan. Het recht
Gods dat de dood van de zondaar eiste. Door Christus’ dood en
opstanding werd de haat volkomen machteloos. Zij liep dood op de
heiligheid en rechtvaardigheid van Gods onuitsprekelijke liefde. En
nog ziet de mens niets van deze liefde. Zij is alleen te verstaan door
geloof en door Gods Geest.
Gods Geest wil ieder mens de ogen
openen voor deze wonderbare liefde.
Lezen: Romeinen 5:5-11