13 oktober


Genesis 18:14: “Zou iets voor den HEERE te wonderlijk zijn?” Sara hoorde wat de Heer tot Abraham zei, namelijk dat zij een jaar later een zoon zou hebben” (vers 10) en ze moest in zichzelf lachen, want ze was reeds meer dan 90 jaar oud. “Waarom lacht Sara” vroeg de Engel des HEEREN, “zou voor de Heer iets te wonderlijk zijn”? “Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?” sprak God tot Jeremia (32:27).
Hij is de God van al wat leeft, Hij is de bron des levens. Het was eerst moeilijk voor Sara om te geloven dat ze nog een zoon zou krijgen, doch ze heeft zich in geloof aan de Heere toevertrouwd en zo kracht ontvangen om moeder te worden, daar zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had (Hebreeën 11:11).
“Zou iets voor den HEERE te wonderlijk zijn?” Voor Hem, de Schepper, de Allerhoogste, de God van al wat leeft? “Bij U is de bron (fontein) des levens”, zegt Psalm 36:10.
Hij, als de Levensbron, is tot volkomen openbaring gekomen in Christus Jezus. Christus heeft de dood van zijn kracht beroofd en ONVERGANKELIJK leven aan het licht gebracht (2 Timotheüs 1:10). Is er groter wonder denkbaar? De dood is verslonden tot overwinning door de Heere Jezus Christus (1 Korinthe 15:54-57).
Hij is de Levensvorst, Die dood geweest is en nu leeft tot in alle eeuwigheden (Openbaring 1:18). In Hem ontvangt elk mens die in Hem gelooft, eeuwig onvergankelijk leven! (Johannes 3:36).

Hoe onzegbaar groot is dit. Wij, die DOOD waren in misdaden en zonden, zijn mede LEVEND gemaakt met Christus (Éfeze 2:1-5). God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft, door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, dit grote wonder voor ons tot stand gebracht in Christus Jezus Zijn Zoon. Het was naar de werking van de sterkte Zijner macht, die Hij gewrocht heeft in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan Zijn rechterhand (Éfeze 1:19-21).
Hoe groot, hoe geweldig, hoe machtig is Hij, onze God, de God van al wat leeft!
Lezen: Genesis 18:1-15