06 oktober


Het bijzondere van onze “godsdienst” is, dat zij uitsluitend gericht is op één Persoon. “CHRISTUS is alles en in allen”, zegt het Woord in Kolossenzen 3:11. Als ons geloofsleven erop gericht is om dit tot ons levensdoel te maken, betekent dit, dat wij, ieder voor zich, een intieme, zeer persoonlijke omgang hebben met onze Heer en Heiland. Dat wij alleen met Hem rekening houden in heel ons doen en laten.
“Maar die mij oordeelt, is de Heere” (1 Korinthe 4:4).
Dit is voor ons een grote troost. Hij alleen kan juist oordelen, want Hij weet alles van ons.
“Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” (2 Korinthe 5:10). Dit is geen oordeel. Wij, die in Christus zijn, komen niet in het oordeel, want wij zijn door Zijn bloed gerechtvaardigd (Romeinen 5:9).
Het is een BEoordeling van ons GELOOFSLEVEN. Ieders WERK zal openbaar worden (1 Korinthe 3:13). Daarom bidt Gods Geest ons in 2 Thessalonicenzen 1:11-12 toe, dat God “vervulle al het welbehagen Zijner goedigheid, en het werk des geloofs met kracht; opdat de Naam van onze Heere Jezus verheerlijkt worde IN u en gij in Hem”. Dat is Gods bedoeling met ons. De Heer Jezus IN ons verheerlijkt en wij in HEM. Of, zoals Kolossenzen 3:11 het uitdrukt: “CHRISTUS alles en in allen”.
Niet wij bewerken in ons het goede en bevorderen het werk des geloofs in ons, GOD doet dit (Filippensen 2:13). Het is Zijn werk, dat Hij verricht door Zijn Geest. Zijn Geest Wiens enige doel is om Christus in ons te verheerlijken (Johannes 16:13-14). Ons daartoe overgeven aan de leiding van de Geest, onze Heer en Heiland door het geloof in ons hart laten wonen, welk een zaligheid geeft het om zo met Hem, in Hem en door Hem te mogen leven. Het is zo intiem, zo strikt persoonlijk. Maar ook, welk een wonderbare gemeenschap geeft ons de Heer met die gelovigen, die ook Christus en Hem alleen als levensdoel hebben.
Lezen: 2 Thessalonicenzen 1:11-12