19 juli


In Daniël 3 lezen we de geschiedenis van Sadrach, Mesach en Abednego, de drie joodse mannen die weigerden het gouden beeld, dat koning Nebukadnezar had opgericht, te aanbidden. “Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig ons te verlossen uit den oven des brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen. Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden NIET zullen eren, NOCH het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden”, hebben zij gezegd (Daniël 3:17-18).
We weten, dat de oven zevenmaal heter werd opgestookt, doch dat de mannen ongedeerd bleven in het vuur, omdat er Eén bij hen was, Die met hen in het vuur is gegaan. God heeft deze gelovigen niet bewaard voor het vuur. Ze moesten er ingaan. Zij gingen echter niet alleen, er was Eén bij hen, Die hen er doorheen hielp. Maar zo niet, hebben de mannen gezegd. Zo God hen niet uit het vuur zou redden en zij deze straf des konings met de dood zouden moeten bekopen, zij zouden trouw blijven aan hun God.
Is hun geloof vaak niet beschamend voor ons? Wij die zoveel meer bezitten dan zij. Die God kennen als onze liefdevolle Vader en een Heiland hebben die Zijn leven voor ons gaf. Wij laten ons soms zo gemakkelijk door moeilijkheden van de wijs brengen.
“Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij”, zong David in Psalm 23:4. HIJ is met ons, waarvoor zouden we dan vrezen? Al zien we de weg niet, die Hij met ons gaat en gaan we door een duister dal, Hij is er altijd. “Zo God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?” (Romeinen 8:31). God is altijd vóór ons. Hij heeft ons lief met een eeuwige, onveranderlijke liefde in Christus Jezus onze Heer. “En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn” (Romeinen 8:28).
Zouden we dan niet stil en gelovig aan Zijn hand door het leven gaan? Er is niemand die ons meer liefheeft, ons beter kent en beter weet wat goed voor ons is dan Hij, Die Zichzelf in Christus aan ons heeft gegeven.
Lezen: Daniël 3