01 juni


“De Koning der koningen, en Heere der heeren, Die alleen onsterfelijk­heid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen” (1 Timotheüs 6:15,16).
In Hebreeën 4:13 lezen we, dat voor God geen schepsel onzichtbaar is, maar alle dingen naakt en geopend zijn voor Hem. In Psalm 139:1 staat: “Heere! Gij doorgrondt en kent mij” en in Jeremia 17:10 zegt de Heer: “Ik, de Heere, doorgrond het hart”. Zijn licht dringt door tot in de verste schuilhoeken van ons hart en leven.
Hoe heerlijk is het, dat wij door onze Heer Jezus Christus deze grote God onze Vader mogen noemen. Door het werk der verlossing van onze Heiland zijn wij zo volkomen gerechtvaardigd, dat we nu als kind in gemeenschap met God als onze Vader mogen leven, zonder enige vrees voor Zijn allesdoordringend licht. Ja, te weten dat onze hemelse Vader Zijn kind door en door kent, is troost voor ons hart. In Christus zijn wij in de ogen van de heilige God heilig en onberispelijk.
In onze verhouding tot God als kind tot Vader mogen we vrijmoedig tot Hem gaan met alles wat ons deert en mogen we Hem onze tekortkomingen en fouten belijden. Hij wist wie en wat we waren en niettegenstaande dat heeft Hij ons zo liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon voor ons heeft overgegeven om het mogelijk te maken dat wij, verloren in zonde en dood, Zijn kinderen konden worden. Romeinen 8:32 zegt dan ook: “Hoe zal Hij, Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?”
In Jezus Christus onze Heiland is God onze liefdevolle en zorgende Vader en in Christus schenkt Hij ons genade, vrede en blijdschap in overvloed.

Lezen: Psalm 139:1-6