19 mei


Na de aanhef en groet begint Paulus zijn brief aan de Efeziërs met: “Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus” (Efeze 1:3). Ook de tweede brief aan de Korinthiërs, de brief aan de Kolossensen en de brief van Petrus beginnen met lof en dank te brengen aan God, de Vader van onze Heer Jezus Christus. In Romeinen 15:6 vermaant Gods Woord ons om eendrachtig uit één mond de God en Vader van onze Heer Jezus Christus te verheerlijken en 2 Korinthe 11:31 zegt: “De God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid”.
Gods Woord vertelt ons, toen Abraham met zijn zoon Izak de berg Moria beklom om Izak, zijn enige zoon, te offeren, van hen: “En zij beiden gingen samen” (Genesis 22:6). Abraham was een type van God de Vader, Die Zijn Zoon zou offeren. God de Vader en God de Zoon hebben tezamen dat eeuwige werk der verlossing volbracht. God de Vader gaf Zichzelf in Zijn geliefde Zoon. “Ik en de Vader zijn één” (Johannes 10:30), “Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9), zei de Heer Jezus.

Het is zulk een volkomen eenheid, wij kunnen dat met ons verstand niet bevatten. Wat moet het voor God de Vader geweest zijn, dat Hij als heilig God, Zijn Zoon moest oordelen. Zij gingen beiden samen, God de Vader met Zijn geliefde Zoon in Zijn lijden als Heilige en Smetteloze in deze zondige wereld en in Zijn lijden en sterven op Golgotha. God de Zoon had in Zijn leven maar één doel voor ogen en dat was om God de Vader te verheerlijken door het werk te voleindigen, dat Zijn Vader Hem te doen had gegeven (Johannes 17:4). Toen dit voleindigd was, heeft God de Vader Zijn Zoon uitermate verhoogd, en Hem een Naam boven alle naam gegeven (Filippensen 2:9-11). Geheel het werk der verlossing was een manifestatie van Goddelijke liefde, ons ten goede.
Hoe past het ons God, die in Christus ook onze Vader is, eendrachtig uit één mond te verheerlijken. Geprezen zij Hij in eeuwigheid!

Lezen: 1 Petrus 1:3-5