14 mei


Toen de Heer Jezus met de Zijnen in de opperzaal was, vlak vóór Zijn verheerlijking, heeft Hij de voeten van de Zijnen gewassen. Tot Simon Petrus die daar tegen protesteerde, zei de Heer: “Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij” en “Die gewassen is, heeft niet van noode, dan de voeten te wassen, maar is geheel rein. En gijlieden zijt rein, doch niet allen” (Johannes 13:8-10). “Gijlieden zijt rein”.
Door Zijn lijden en sterven en opstanding staan wij volkomen gerechtvaardigd en geheiligd voor God, omdat Christus voor ons tot zonde gemaakt is en het oordeel Gods over de zonde heeft ondergaan (2 Korinthe 5:21). Toch zegt de Heer ook tot ons: “Indien Ik u niet was (dat is de voeten was) hebt gij geen deel MET Mij”. In 2 Timotheüs 2:10 lezen we: “Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid”.
Het is heerlijk te weten een kind van God te zijn en eens in de hemel te zullen komen. Dit is echter niet de enige bedoeling van God met ons. Zijn bedoeling is, dat wij ons geheel en al toevertrouwen aan onze Heiland en Hem HEER laten zijn van ons leven. Dat wij ons stellen onder de leiding van Zijn Geest en in gehoorzaamheid aan Gods Woord ZIJN weg gaan. Dan leren we verstaan hoe we Hem welbehagelijk kunnen zijn. Dit is: “Het nieuwe leven in ons beleven”.

Wandelend in deze wereld zullen onze voeten steeds verontreinigd worden. Daarom is het nodig, dat wij ons voortdurend door Hem, via Zijn Woord en door Zijn Geest laten reinigen en corrigeren. Zo zullen wij deel hebben met Hem, dat is: “Met Hem erven”. Dan verkrijgen wij Zijn heil met eeuwige heerlijkheid. Door Zijn Geest wil Hij in ons werken het werk des geloofs, dat eens beloond zal worden en zullen wij geen schade lijden (1 Korinthe 3:14-15). Zo groeien wij op tot zonen en zullen we zijn: “Erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Christus” (Romeinen 8:14-17).

Lezen: Johannes 13:1-10