11 mei


Er is bijna geen mens, die niet het hoofdstuk uit de Bijbel over de liefde kent: 1 Korinthe 13. Het werd en wordt talloze malen aangehaald als het voorbeeld van de ware liefde. Men vergeet dat dit gedeelte uit de Bijbel is gericht aan kinderen Gods, aan mensen die in Jezus Christus hun Heer en Zaligmaker geloven. Voor ons die geloven, is Christus Zelf de liefde. Al zouden we alles hebben wat op deze wereld van waarde is, al zouden we alle geestelijke gaven hebben en we hadden de liefde niet, dat is: “We hadden Christus niet in ons hart, we waren niets”. Alleen in en door Jezus Christus kan de ware liefde, dat is Goddelijke liefde, openbaar worden.
Deze liefde kan nooit door een ongelovige worden beleefd, want Gods Woord zegt: “Er is NIEMAND, die goed doet”. Natuurlijk kan een ongelovige wel menselijk liefde tot een ander opbrengen, doch deze liefde heeft geen enkel aanrakingspunt met Goddelijke liefde, zoals 1 Korinthe 13 ze beschrijft. Deze wonderbare Goddelijke liefde heeft onze Heiland in volmaaktheid geopenbaard in Zijn leven als Mens hier op aarde. Deze Goddelijke liefde wil Gods Geest in ons tot ontplooiing brengen, als wij ons volkomen aan Christus toevertrouwen. Toen wij tot geloof kwamen, heeft God Zijn liefde in ons hart uitgestort door de Heilige Geest (Romeinen 5:5). Met deze liefde mogen wij Hem en elkaar liefhebben, zoals Christus ons heeft liefgehad (Johannes 15:12).

De wet gebood: “Heb uw naaste lief als uzelf”. De liefde van Christus in ons hart gaat oneindig veel hoger. Wij behoeven ons er niet voor in te spannen. Gods Geest wil deze liefde in ons doen groeien. Als Christus ons leven is, groeien wij, ons aan de waarheid houdende, dat is: “Ons in gehoorzaamheid aan Gods Woord houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem Christus toe” (Efeze 4:15 NBG). Dan blijven we in Zijn liefde, omdat we Zijn geboden bewaren (Johannes 15:10) en zal Zijn liefde in ons tot leven komen.

Lezen: 1 Korinthe 13:1-13