08 mei


“En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige” (1 Johannes 2:1). Met “voorspraak” bedoelt Gods woord niet, dat de Heer Jezus een goed woord voor ons doet bij de Vader, als we verkeerd geweest zijn. Het woord “voorspraak” is in de grondtekst hetzelfde woord dat in Johannes 14:16 is vertaald door “trooster”. De Trooster is daar de Heilige Geest, oftewel de opgewekte verborgen Christus. Het woord betekent: “Iemand die de zaak van een ander op zich neemt en hem te hulp komt” (noot vert. Voorhoeve).

In het eerste hoofdstuk van de eerste brief van Johannes spreekt Gods Woord over onze ZONDEN. Als een kind van God gezondigd heeft, kan en mag hij dit belijden voor zijn God en Vader en dan is God getrouw en rechtvaardig om onze zonden te vergeven. Deze vergiffenis kan Hij schenken op grond van het bloed van Jezus Christus Zijn Zoon.
In Johannes 2:1 spreekt Gods Woord tot kinderen Gods die gezondigd hebben. Het kan ons zo verdrietig maken, dat we weer zo fout geweest zijn en ons het gevoel geven of er iets is gekomen tussen ons en onze hemelse Vader. Wat een bemoediging is het voor ons te weten, dat wij bij onze Vader een Trooster hebben. God heeft in Zijn oneindige liefde Zijn Heilige Geest in ons hart gegeven die ons troost en bemoedigt. Wij hebben ook onze Heiland als onze Voorspraak, onze Trooster en Hij bidt voor ons (Romeinen 8:34). Het is alles op grond van het grote werk der verlossing dat Christus volbracht heeft.

Hoe zijn wij aan alle zijden omringd door Gods liefde en trouw. Het werk der verlossing dat Hij in en door Zijn Zoon heeft tot stand gebracht, is zo volmaakt en zo compleet. Hij heeft niets aan het toeval overgelaten. Wij kunnen niet anders doen dan ons in aanbidding neerbuigen en danken voor zulk een heil ons aangebracht, voor zulk een Heiland, onze Voorspraak.

Lezen: Hebreeën 7:25-28