11 februari


“En dat bloed zal ulieden tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt; wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbij gaan; en er zal geen plaag onder ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik Egypteland slaan zal.”, sprak de Here God tot het volk Israël (Exodus 12:13).
God zelf zou door het land gaan en alle eerstgeborenen slaan, zowel van mens als van dier. Zo zou God gericht houden over Egypte, omdat Farao weigerde Hem te gehoorzamen door Israël te laten gaan.

Israël moest een gaaf lam slachten en het bloed strijken aan de deur­pos­ten en de bovendorpel. Het bloed zou hen beveiligen tegen het gericht des Heren. Het lam dat geslacht werd, was een Pascha, een Paaslam voor de Here (Exodus 12:7-13).
Hoe rustig en stil konden de Israëlieten zijn in die vreselijke oordeels­nacht. Het bloed dat aangebracht was, was hun garantie, hun veilig­heid.

In 1 Korinthe 5:7 lezen wij: “Want ook ons Pascha is voor ons ge­slacht, Christus”. Hij heeft Zijn kostbaar bloed gestort op Golgotha’s kruis. Wij die in Hem geloven als ons Paaslam, weten dat wij de verlossing hebben door Zijn bloed (Efeze 1:7).
Hoe rustig en stil kunnen wij zijn. Door Zijn bloed gerechtvaardigd, zijn wij behouden van Gods toorn (Romeinen 5:9). Hij heeft door Zijn bloed een EEUWIGE verlossing voor ons verwor­ven (Hebreeën 9:12).
Er is een lied dat aldus begint: “Eeuwig kunnen we ons verblijden, voor ons is geen oordeel meer”!
Voor eeuwig zijn wij Zijn eigendom. Hoe kunnen wij Hem ooit genoeg danken!

Lezen: 1 Petrus 1:18-19