05 februari


Na de opstanding van de Heer Jezus Christus en de uitstorting van de Heilige Geest is de verhouding tussen God en mens radicaal ver­anderd. Eigenlijk had men het Nieuwe Testament moeten laten beginnen bij de Opstanding van Christus.
Vóór de Opstanding zei God tot de mens: “DOE dit en gij zult leven” (Lukas 10:27-28). Vanaf de Opstanding klinkt de blijde boodschap: “Het is volbracht”.

Het grote verlossingswerk is zo volmaakt, zo volkomen. God heeft de mens geheel en al uitgeschakeld bij dit werk. De mens kon en kan er nog niets aan toevoegen of er iets aan af doen. God heeft in Christus ALLES gedaan wat nodig was om de eer van Zijn Naam te herstellen en de mens te redden uit zonde en dood.

Reeds vóór de schepping was het plan der verlossing gereed. Nu biedt God elk mens een volkomen verlossing in Christus aan als een gift, geheel gratis, enkel uit genade.
De mens behoeft deze gave alleen maar te aanvaarden. Door Hem te geloven op Zijn Woord, door te vertrouwen dat het waar is wat Hij zegt, zijn wij het eigendom geworden van deze wonderbare, liefdevolle Heiland, Jezus Christus. In Hem kwamen we terecht in de armen van God, Die nu onze Vader is. Dit niet om iets wat wij presteerden, doch alleen uit pure genade ge­schonken in Christus Jezus. Al het andere, wat het ook is, is daaraan ondergeschikt.
In Christus is het Leven, het enige, ware Leven; buiten Hem alleen maar de dood.

Lezen: 1 Johannes 5:10-13