02 februari


God heeft Zijn heilige wetten aan het volk Israël gegeven. Het grote gebod was: “Gij zult de Here Uw God liefhebben uit geheel uw hart, uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. Het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven” (Markus 12:30-31).
De Heer Jezus heeft gezegd: “Want voorwaar Ik zeg u: Totdat de hemel en aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied” (Mattheüs 5:18).
God is altijd een Waarmaker van Zijn Woord. Hij staat altijd aan de zijde van Zijn heilige wet.

Omdat de mens in wezen een zondaar is, kan hij niet voldoen aan de eis der wet en dus ligt hij onder de vloek. Hoe wonderlijk heerlijk is het te mogen leren verstaan uit Gods Woord, dat de Heer Jezus als volkomen Mens aan de eis van Gods wet heeft voldaan en dat niet alleen, Hij heeft de vloek der wet gedragen.

Ieder die in Christus Jezus gelooft, is verlost van deze vloek, want God ziet hem dan in Christus gestorven en zo is aan Gods eis “De ziel die zondigt, zal sterven” voldaan (Ezech.18:4,20).
In Christus gestorven, doch ook met Hem opgewekt tot NIEUW leven. Dit nieuwe leven werkt Gods Geest in ons hart. “Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft.” (Romeinen 10:4).

Als een kind van God zich nu nog stelt onder de wet is dit een mis­kenning van het grote werk der verlossing door Jezus Christus vol­bracht. God heeft ons, die dood waren door de overtredingen mede levend ge­maakt met Christus. Uit GENADE zijn wij zalig geworden.
In en door Christus mogen we, geleid door Gods Geest die Hij elk kind van God schonk, het nieuwe leven leven.

Lezen: Efeze 2:4-9