30 januari


In Genesis 1:1 lezen we dat God in de beginne hemel en aarde heeft geschapen. Hoe lang dat “In de beginne” is geleden weet niemand. Wellicht miljoenen jaren. In het 2e vers van Genesis 1 wordt ons verteld, dat de aarde woest en ledig is geworden. God, wiens werken altijd volmaakt zijn, schiep geen woeste en ledige aarde.
Jesaja 45:18 zegt, dat God de aarde niet heeft geschapen, dat zij ledig zou zijn, doch ter bewoning. Er moet dus een geweldige catastrofe hebben plaats gevonden waardoor de aarde woest en ledig werd.

God heeft de aarde weer bewoonbaar gemaakt en aan Adam de opdracht gegeven haar te onderwerpen (Genesis 1:28). Satan, Gods grote tegenstander, was toen reeds gevallen. Deze val moet wel de oorzaak geweest zijn van de grote catastrofe die de aarde trof (zie o.a. Jesaja 14:12-17). Adam heeft gefaald, hij luisterde naar de stem van satan. De zonde en de dood deden hun intrede in de wereld en de aarde kwam onder de vloek (Genesis 3:17).

Toen reeds had God het heerlijke plan der verlossing gereed. Hij voorspelde aan satan de komst van de Ene, Die hem de kop zou vermorzelen (Genesis 3:15).
Ziende op die Ene gaf God Adam en Eva kleren van dierenvel. Het bloed dat hierdoor gestort werd, zag vooruit naar het offer dat éénmaal op Golgotha gebracht zou worden.

Lezen: 1 Petrus 1:18-21