14 januari


Wat moet het voor de Heer Jezus geweest zijn om als mens op deze aarde te komen te midden van zonde en dood. Hij de Rechtvaardige, de Heer van hemel en aarde, verliet vrijwillig Zijn heerlijkheid en kwam op aarde om de eer van Gods Naam te herstellen. Door de zonde was Gods Naam onteerd. Door de zonde was er geen contact meer mogelijk tussen God en Zijn schepsel.
De Heer Jezus, de Zoon des mensen, was volkomen smetteloos, volkomen heilig. Hij kon zeggen: “Wie van u overtuigt Mij van zonde?” (Johannes 8:46). Daarom kon ook alleen Hij onze Verlosser zijn.

God heeft gezegd: “Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem!” (Markus 9:7). De mens wilde niet horen en wierp Hem uit. Toen moest Gods toorn over de zonde losbreken en Jezus Christus, Gods geliefde Zoon, droeg Gods toorn op het vloekhout der schande, het kruis. Hij werd om onzentwille van God verlaten en betaalde dit met de dood. Aan het Goddelijk recht is nu volkomen voldaan, want er is geen kwaad ongestraft gebleven.

Als wij met ons hart in Jezus Christus geloven, wordt ons Zijn gerechtigheid toegerekend en mogen wij die heilige, rechtvaardige God onze Vader noemen.

Lezen: Romeinen 5:8-11