04 januari


“Doch nu zien wij nog niet, dat Hem (Christus) alle dingen onderworpen zijn; maar wij zien Jezus, Die een weinig (voor een korte tijd) minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen de dood zou smaken, maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond”, spreekt Gods Geest tot Gods kinderen in Hebreeën 2:8-9. De Heilige Geest gebruikt hier de naam “Jezus” en wijst daarbij op Hem, die als Mens voor ons heeft geleden, op Hem in Zijn vernedering.

“Nu zien wij Hem met heerlijkheid en eer gekroond”. In Filippensen 2:5-11 wijst Gods Geest ook op Hem in Zijn vernedering en voegt daaraan onmiddellijk toe: “Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een naam gegeven, welke boven alle naam is”.

Hij is nu de Hoogstverhevene en het past ons gelovigen om over Hem en tot Hem met de diepste eerbied te spreken. Wij noemen Hem nu niet meer Jezus, doch Heer Jezus, Christus Jezus of Jezus Christus of Christus of Heiland en Heer of, zoals Zijn volledige Naam is: “Heer Jezus Christus”.

De wereld ziet Hem als een historische figuur, een goed mens, een goed voorbeeld enz. Wij weten dat Hij is de God van alle eeuwigheid, de Heer der Heerlijkheid (1 Korinthe 2:8). God zwijgt nu in Zijn liefde (Zefánja 3:17). Hij biedt uit genade ieder die Jezus Christus wil erkennen als Christus de Heer, het eeuwige leven aan.

Als deze genadetijd voorbij is, zal de wereld ervaren met Wie zij te doen hebben. Eens zal ALLE knie zich voor Christus buigen en Hem erkennen als Heer.

Lezen: Filippensen 2:5-11