02 juni


In Genesis 1:28 zegt God dat de mens de aarde moet onderwerpen en over de vissen, de vogels en de dieren moet heersen. God stelt de mens aan. Hier blijkt weer het gezag van God over de mens. God vraagt gehoorzaamheid. Hij plaatst de mens in een door Hem gemaakte hof. Dit hof is niet een tuintje of een hofje of iets dergelijks, maar een groot landgoed met een omheining eromheen.

De mens moet namens God het beheer gaan voeren over de hof, met alles wat daarin is. Dus ook gezag uitoefenen over de dieren. En hij moet de aarde gaan veroveren. Die is blijkbaar nog niet van hem. In Genesis 3 lezen we dat dit niet goed verloopt. Want met dat God de mens in de hof van Eden plaatst, legt Hij Adam een gebod op, namelijk dat hij van alle bomen die daar staan mag eten (inclusief de boom des Levens), behalve van de boom der kennis van goed en kwaad. Op overtreding hiervan staat de doodstraf. Gehoorzaamheid en gezag staan hier centraal.

Gehoorzaam zijn aan het gezag van God werkt positief uit voor de mens. De mens is immers door God met een doel geschapen en dus weet God wat goed voor hem is. Helaas blijken de “dieren des velds” listig. Van de slang wordt in Genesis 3:1 gezegd dat de slang listiger is dan al de dieren van het veld. Dit blijkt geen positieve eigenschap te zijn. De slang onderwerpt zich niet aan God en probeert het gezag van God (en de mens) te ondermijnen. Dit doet hij door Gods Woord in twijfel te trekken. Zo probeert de slang Adam en Eva tot ongehoorzaamheid aan God te brengen. Helaas luistert Eva (en ook Adam) naar de slang, en zij eten van de boom der kennis van goed en kwaad. Dit heeft de dood van de mens tot gevolg.

In feite is het bovenstaande een strijd tussen God en de satan. Satan wordt in Openbaring 12:9 en 20:2 dan ook “de draak” en “oude slang” genoemd. Als de mens zich laat verleiden door de slang komt hij in de macht van de duivel. Jezus Christus is echter gekomen om ons uit de macht van de duivel te verlossen.

Elke gelovige mag weten dat hij vrij is van de macht van satan. Hij is nu in dienst van God gekomen. De gelovige mag weten dat hij in de toekomst met Jezus Christus zal mogen heersen over datgene wat de Heer hem geeft.