31 mei


Dag des HEEREN

Handelingen 1:6 en 2:20
(1:6) Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten?
(2:20) De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heeren komt.

Buiten de Bijbel om wordt “de dag des Heeren” door velen gezien als een andere uitdrukking voor de zondag. Binnen de Bijbel hebben deze woorden echter een hele andere betekenis. In het Nederlands kennen we het woord “dag” meestal alleen als de tegenstelling van nacht, dan duurt een dag 12 uur, of als “dag van de week”, dan duurt een dag 24 uur. De bredere betekenis is echter: “licht”, zoals in “dag-licht” en dit wijst ons op de tegenstelling van duisternis en licht. “Dagen” betekent “het aanbreken van een dag” en ook “gedagvaard worden”. Ook kennen we de uitdrukking “voor de dag komen”, wat betekent “tevoorschijn komen”. Wat verborgen was, openbaren.

De dag des HEEREN“, ook genoemd “de dag Zijns toorns”, betekent meer dan alleen dat er ooit in de toekomst een dag in de week zal zijn waarop “de HEERE” zal verschijnen. In deze woorden wordt de tijd aangeduid waarop de HEERE zichzelf aan de wereld zal openbaren en dat zal niet binnen 24 uur zijn. Van het plan van God moeten er nog vele dingen vervuld worden en dat zal achtereenvolgens, één voor één, geleidelijk plaatsvinden. In de toekomst zal onze Heere Jezus Christus onder meer het overblijfsel van Israël verlossen, het land reinigen, Jeruzalem herbouwen, Babel vernietigen, de satan binden, enzovoorts; en dat zal niet allemaal op één dag gebeurd zijn. Bij dit alles wordt de stad Jeruzalem eerst weer verwoest, maar “Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg”. (Zacharia 14:4) Het overblijfsel van Israël zal kunnen vluchten naar de woestijn, van waaruit de Heere hen opnieuw het beloofde land zal inleiden. Verdrietige woorden? Ja, er zal rouw zijn over de verdrukking wegens zonde, leugen, ongeloof en ontrouw, maar er is een blij vooruitzicht. Het volk Israël zal wedergeboren en in ere hersteld worden!

Johannes 16:21
Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om de blijdschap, dat een mens ter wereld geboren is.