29 januari


Genesis 3:9
En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?

Gods Woord voor de mens
Op de eerste bladzijden van de Bijbel worden we geconfronteerd met het feno­meen van het spreken van de slang. De slang sprak grote woorden tot de mens, maar groter dan de slang kon spreken tot de mens, is het spreken van God de HEERE, waarin Hij de gevallen mens weer tot Zich riep.

Je bent niet als lucht voor God. De HEERE riep de bevende, miserabele Adam tot zich. Hij had zich verstopt. Op de vlucht voor de toch alwetende en alziende God.

We zien in deze geschiedenis dat alle liefde van één kant komt. Het is de HEERE God die roept! Hij laat de mens zeggen wat zijn positie is. Hij hoort in groot geduld aan dat Adam de schuld schuift op Eva en dat Eva die doorstuurt naar de slang. Dat is een geduld van de HEERE geweest! Zijn liefde is geen smakeloze grap, geen gril. Hij kan de praatjes en smoesjes van de mens, z’n nietige verontschuldigingen zelfs aanhoren. Hier zien we de liefde van de Heer die ons neemt zoals wij zijn.

Dank U Heer dat u nog steeds mensen tot U roept!