24 november


24 november

Gods Woord spreekt dikwijls over verborgen dingen en verborgen
leven. Deuteronomium 29:29 zegt: "De verborgene dingen zijn voor
den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor
onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer
wet".
"Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God
Israëls, de Heiland", lezen we in Jesaja 45:15. Zo was het ook. God
kon Zichzelf nog niet ten volle openbaren.
Hoewel de wet en de profeten van Hem getuigd hebben, bleef Zijn
Wezen een verborgenheid.
"Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den
schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard" (Johannes 1:18).

Jezus Christus, de God van alle eeuwigheid, het eeuwige Woord, is
vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (Johannes 1:14).
Hij moest mens worden om de mens de heerlijkheid en de grootheid
van Gods liefde en genade voor Zijn gevallen schepsel te tonen. Hij
heeft ons Gods Wezen doen zien. Zijn onpeilbare liefde en genade
die gegrond zijn op Goddelijk recht.
"Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht
gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam
geloven" (Johannes 1:12).
Dat is het wonder van de verlossing in
Christus Jezus. Het is de openbaring van Gods gerechtigheid, liefde
en genade, waarnaar de profeten eeuwen lang hebben uitgekeken.
Ook de engelen waren begerig om te zien op welke wijze God,
triomferend over zonde en dood en satan, de mens zou verlossen
(1 Petrus 1:12).
In Kolossensen 2:2 wordt Christus de Verborgenheid Gods genoemd.
Hij heeft reeds vóór de schepping gezegd: "Zie, Ik kom, om Uw wil
te doen, o God" (Hebreeën 10:9).
Hij is die wondere Verborgenheid van God, in en door Wie Gods
gerechtigheid, Gods liefde en genade tot openbaring konden komen.
In en door Wie God volkomen genoegdoening ontving voor de
smaad Zijn heilige Naam door de zonde aangedaan.
Lezen: 1 Korinthe 2:6-10