26 oktober


In Genesis 1:28 geeft God de eerste mens Adam de volgende opdracht: “Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar ….”. De aarde onderwerpen, dit was lijnrecht tegen de wil van Gods tegenstander, de boze.
Hij heeft, via de vrouw, Adam tot ongehoorzaamheid aan Gods woord verleid. Zonde en dood deden hun intrede in de wereld en God moest de mens uit Zijn nabijheid stoten en de aarde vervloeken. Maar, zo zegt de Heer: “Gedenkt der vorige dingen van oude tijden af, dat Ik God ben, en er is geen God meer, en er is niet gelijk Ik; Die van den beginne aan verkondigt het einde, en van ouds af die dingen, die nog niet geschied zijn; Die zegt: Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen….. ja, Ik heb het gesproken, Ik zal het ook doen komen; Ik heb het geformeerd, Ik zal het ook doen. HOORT NAAR MIJ ….!” (Jesaja 46:9-12).
Eenmaal zou het zaad der vrouw, Christus, komen (Genesis 3:15, Galaten 3:16). Hij zou de satan overwinnen en de eer van Gods Naam herstellen.
Christus IS gekomen en heeft het grote werk der verlossing volbracht. Hij zit nu aan Gods rechterhand, totdat de tijd daar is, dat ALLE knie van hen, die in de hemel en op de aarde zijn en die onder de aarde zijn, zich zal buigen voor Hem en alle tong zal belijden: “Jezus Christus is HERE” (Filippensen 2:10-11).
Nu is satan heer van deze wereld (Mattheüs 4:8-9, Johannes 14:30). Zijn vonnis is geveld, doch nog niet ten uitvoer gebracht. Christus is de laatste Adam (1 Korinthe 15:45). Hij zal eens de aarde onderwerpen en als Koning heersen (1 Korinthe 15:23-28).
“Het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid”, lezen we in 1 Petrus 1:25. Door dat levende en blijvende Woord van God zijn wij wedergeboren, niet uit vergankelijk, doch uit onvergankelijk zaad (1 Petrus 1:25).
Het is in en door Christus, dat onze God al Zijn welbehagen zal doen.
Lezen: 1 Korinthe 15:20-28