02 oktober


Lees: Hebreeën 10:1-10 

Waarom de offers?
Zo’n 4000 jaar geleden sprak God met Abraham. Abraham was een rijk man en woonde in wat nu Koeweit is (bij Irak in de buurt). God beloofde hem veel nakomelingen en uit hem zou de “Verlosser” geboren worden, die de mensheid zou verlossen van hun zonden.

Uit Abraham werd Izak geboren, uit Izak Jakob en Jakob kreeg twaalf zonen waaruit later de twaalf stammen van Israël zijn ontstaan. 

Israël werd door God “uitverkoren”. Dan denk je misschien: “Dat is mooi om uitverkoren te zijn door God”. Op zich klopt dat natuurlijk wel, maar je moet je ook altijd afvragen: “Uitverkoren, maar om wat te doen?”. Israël was uitverkoren omdat God aan hen Zijn Woord wilde geven en van het volk ook verlangde dat ze het Woord zouden geloven, gehoorzamen en het ook aan de andere volken zouden vertellen. Dit hebben ze eigenlijk nooit echt gedaan. 

In het Woord van God, dat Israël ontvangen had, het Oude Testament, vinden we heel veel rituelen, feesten, ge- en verboden en heel veel offers. 

Waarom? In Hebreeën 10 lezen we dat God de offers eigenlijk niet eens gewild heeft, dat Hij er geen behagen in had (dit staat ook al een heel aantal malen in het Oude Testament). Wel, de offers hadden de Israëlieten erbij moeten bepalen dat God hen vrijsprak van hun zonden door middel van plaatsvervangend sterven en hun hart had in vertrouwen naar God op moeten zien. Vertrouwen op een rechtvaardig en barmhartig God, Die ooit zelf in een Lam zou voorzien om af te rekenen met de zonden. Maar voor hen werden de offers een spelletje om zichzelf vrij te kopen van hun zonden, God op die manier tevreden te stellen en onheil af te wenden. Eigenlijk met dezelfde motivatie waarmee de heidenen hun offers brachten. Maar voor God is het hart van degene die het offer brengt belangrijker dan het offer zelf.