27 juni


In de tijd na de opstanding van de Heere Jezus Christus, ontstaan door de prediking van de apostelen en evangelisten (onder andere door Paulus en Timótheüs) diverse plaatselijke gemeenten. Paulus geeft aan Timótheüs de opdracht om oudsten in deze gemeenten aan te stellen (Titus 1:5). Hebreeën
13 vers 7 en 17 spreken over de aanwezigheid van voorgangers.

Een voorganger is iemand die geestelijke leiding geeft aan gelovigen. Het Griekse woord dat vertaald is met “voorganger” betekent “de weg zoeken voor iemand”, “de weg wijzen” of “leiden”. Voorganger wil zeggen “voorgaan”, zoals een herder voor zijn schapen uitgaat om hen naar het weiland of op de heide te brengen. De voorganger zoekt het beste voor zijn schapen en de schapen volgen de herder. En als de schapen achterblijven heeft de herder een stok, een slinger en een steen of een hond die de schapen bij de herder houdt.

In Éfeze 4:11 zien we dat de Heere Jezus naast apostelen, profeten en evangelisten, de herders en leraren heeft aangesteld. Hebreeën 13:17 geeft aan dat wij als gelovigen de voorgangers zouden gehoorzamen en onderdanig zijn, omdat zij rekenschap moeten afleggen aan de Grote Herder der schapen (vers 20).

Petrus noemt de herders “oudsten”. Hij zegt tegen de oudsten: “Weidt de kudde Gods, die onder u is, hebbende opzicht.” Zij moeten niet heersen, maar voorbeelden voor de kudde zijn.

Paulus zegt tegen de oudsten van de gemeente te Éfeze: “Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.” (Handelingen 20:28). Ook uit dit Bijbelgedeelte blijkt dat de oudsten “herders” zijn. Zij zijn door de Heilige Geest aangesteld om de Gemeente van God (schapen) te weiden. Dit wil zeggen dat de oudsten de gelovigen het goede voedsel geven (het Woord van God) en met hun leven voor hen instaan.

De gelovige hoeft alleen maar deze oudste of herder te volgen; behalve als deze een valse herder (leraar) blijkt te zijn. Van de gelovige wordt verwacht dat hij de herder onderdanig is en van de herder wordt verwacht dat deze de Grote Herder, Jezus Christus, onderdanig is. En zo is er éénheid in de Gemeente, tot lof van Christus.