27 mei


Het Koninkrijk

2 Petrus 3:9
De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen.

De uitdrukking “het Koninkrijk der hemelen” heeft bij velen altijd de indruk gewekt dat het Koninkrijk van God uiteindelijk alleen in de hemel zal bestaan. Dit misverstand is mede ontstaan door het feit dat toen de Koning kwam, Hij Zijn Koninkrijk niet meteen met geweld gevestigd heeft over de aarde. Ook de discipelen “meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond zou openbaar worden”. (Lukas 19:11) En toen de Heere Jezus was opgestaan, vroegen zij meteen: “Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten?” (Handelingen 1:6) Zoals God in de profetieën voorzegd heeft, is de openbaring van het Koninkrijk uitgesteld, maar uiteindelijk zal onze Heere Jezus het Koninkrijk vanuit de hemel uitbreiden tot op aarde.

In gelijkenissen heeft Hij Zelf over deze periode gesproken, bijvoorbeeld in die van de ponden. Daar begint Hij met te spreken over Zichzelf wanneer Hij zegt: “Een zeker welgeboren man reisde in een ver gelegen land, om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en dan weder te keren. “(Lukas 19:12) Dit “wederkeren” wordt in de Bijbel “toekomst” genoemd, zoals in Matthéüs 24:3: “Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld?” . Voor ons die geloven en daardoor burgers van het Koninkrijk Gods geworden zijn, is het uitstel een grote zegen gebleken. Nog steeds geeft de Heer gelegenheid om tot bekering te komen en deel te krijgen aan het hemelse (hoogste) deel van het Koninkrijk. Helaas wordt door velen de lankmoedigheid (geduld) van God niet op de juiste waarde geschat. De spotters horen we zeggen: “Waar is de belofte Zijner toekomst?” (2 Petrus 3:4) en “alles is bij het oude gebleven, dus zal alles altijd bij het oude blijven”, maar “wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, …” (2 Petrus 1:19) De hoop die wij hebben is “is als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is” (Hebreeën 6:19) en net als Abraham zijn wij ook “ten volle verzekerd dat hetgeen beloofd is, God ook machtig is te doen“. (Romeinen 4:21) Zijn wil zal geschieden, in de hemel, en straks ook op de aarde.