25 mei


Daniël

Daniël 1:17
 . . . maar Daniël gaf Hij verstand in allerlei gezichten en dromen.

De geschiedenis van de tien stammen – Israël – eindigt met hun ballingschap naar Assyrië. De twee stammen, Juda, komen uiteindelijk in Babylonische ballingschap door koning Nebukadnezar, die in zijn verovering ook Jeruzalem ver­woest. Uit deze ballingschap kennen wij het boek Esther en het boek Daniël. In het boek Esther wordt ons getoond dat God ervoor blijft zorgen dat het Joodse volk niet vernietigd wordt, maar blijft bestaan om via hen Zijn plan te volvoeren. In het boek Daniël voorspelt “de allerhoogste God”, zoals Nebukadnezar Hem noemt, ons de toekomst van de volkeren in het algemeen en van Israël in het bijzonder. Het kennen van de toekomst is wat de “waarachtige God” kenmerkt. Er is per slot van rekening maar Eén “Die van den beginne aan verkondigt het einde, en van ouds af die dingen, die nog niet geschied zijn; …” (Jesaja 46:10)

Daniël, een prins uit het huis van David, wordt door God gebruikt om in een boek vast te leggen via welke weg God uiteindelijk Jeruzalem weer hoofdstad van de wereld zal maken. Het onderwerp van het boek Daniël is: “Dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze aan wien Hij wil”. (Daniël 4:17) Dit Bijbelboek profeteert over Babel en de wereldrijken die daarna zouden volgen: het Medo-Perzische rijk, het Griekse rijk, het Romeinse rijk en het laatste wereldrijk van “het volk des vorsten, hetwelk komen zal”. (Daniël 9:26) Al deze rijken zullen uiteindelijk plaats maken voor het koninkrijk van “den God van Daniël; want Hij is de levende God, en bestendig in eeuwigheden, en Zijn koninkrijk is niet verderfelijk, en Zijn heerschappij is tot het einde toe”. (Daniël 6:27) Daniël ontdekte dat de tijd van “de verwoestingen van Jeruzalem” (Daniël 9:2) om was. Hij ontving van God verder onderwijs hierover. (Daniël 9:21-23) De verwoesting zou pas in de eindtijd om zijn. Toch wordt niet alles over “het einde” in het boek Daniël openbaar, want hem wordt gezegd: “Deze woorden zijn toegesloten en verzegeld.” (Daniël 12:9) Deze zegels worden pas verbroken door: “De Leeuw, Die uit den stam van Juda is. . .” Hij “… heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken”. (Openbaring 5:5)