25 mei


Als wij gaan nadenken over wat Gods Woord ons leert aangaande onze Heer en Heiland, hoe wonderlijk en groot wordt Hij dan in onze ogen. Hij, Die Zijn eeuwige heerlijkheid heeft verlaten en Zoon des mensen is geworden. Wat is het toch geweldig als we bedenken, dat daar boven aan de rechterhand van de almachtige God, onze Heiland is gezeten, Die als mens op aarde heeft geleefd. Die onder ons heeft gewandeld in deze vervloekte wereld. Hij weet wat het leven met zich meebrengt aan nood, ziekte, verdriet, pijn en eenzaamheid. Hij is volkomen God, Hij is ook volkomen Mens. Hoewel zonder zonde, de Heilige, de Smetteloze, Hij heeft met de mens meegeleefd en hem Zijn barmhartigheid en liefde betoond. Hij heeft de mensen laten zien, wie God de Vader is (Johannes 1:18).
Een God van liefde en trouw, maar ook van gerechtigheid. Hij de Zoon des mensen heeft Zijn Goddelijke macht terzijde gezet, Hij heeft zich ontledigd en de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen en als mens onder ons geleefd tot eer van God (Filippensen 2:7). Zoals wij hadden moeten leven. Ja, Hij werd zo één met ons, dat Hij de gevolgen van ons falen op zich heeft genomen, ervoor werd geoordeeld door de heilige, rechtvaardige God.
Deze Zoon des mensen zei: “Ik ben de Opstanding en het Leven; Die in Mij gelooft zal leven” (Johannes 11:25). Hij is de opgestane Heer, het WARE Leven en wil ook ons leven zijn. Hij kan als Zoon des mensen met ons meevoelen. Door Hem is het dat wij altijd vrije toegang hebben tot de troon der genade om barmhartigheid, genade en hulp (Hebreeën 4:15-16). Deze Zoon des mensen in Wie al de volheid Gods lichamelijk woont (Kolossensen 2:9), is onze Heiland, Die ons liefheeft met een eeuwige, onveranderlijke liefde. Hij is onze trouwe Metgezel op ons vaak moeilijk levenspad.

Lezen: Handelingen 10:38-43