09 mei


Jozef

Genesis 37:3
En Israël had Jozef lief, boven al zijn zonen; want hij was hem een zoon des ouderdoms; en hij maakte hem een veelvervigen rok.

Genesis 49:26
De zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des afgezonderden zijner broederen!

Wat een rijke zegeningen spreekt Jakob uit over zijn geliefde zoon Jozef. Hoewel zijn broer Juda het koningschap erft en zijn broer Levi het priesterschap, wordt op bijzondere wijze het eerstgeboorterecht aan Jozef gegeven. In zijn leven wordt op een bijzonder duidelijke wijze verwezen naar Jezus Christus. Jozef ervaart in zijn leven wat vernedering en verhoging is en is daarin een beeld van onze Heere Jezus. In zijn leven wordt uitgebeeld dat de Messias “door lijden Zijn heerlijkheid zou ontvangen”. Zoals Jozef verhoogd werd door Farao, zo werd onze Heere Jezus verhoogd door Zijn Vader. De God van Abraham, Izak en Jakob redde Jozef uit de gevangenis, maar tot onze Heiland sprak Hij: “Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. ” (Handelingen 13:33)

Hij werd immers de Eerstgeborene uit de dood en op Hem komen alle zegeningen die eens in het Oude Testament beloofd zijn. De zegeningen van het eerstgeboorterecht werden via Jozef nog één keer doorgegeven aan Efraïm, zijn tweede zoon. Daarna niet meer. Op Jozef en Efraïm blijft het. (Jeremía 31:9) We kunnen in de bijzondere zegeningen die Jozef en Efraïm ontvangen de zegeningen zien, die Christus en de Gemeente ontvangen van God. Zoals Juda en de overige stammen aardse zegeningen beloofd worden en deze aan het volk Israël op aarde vervuld zullen worden, zo worden aan Jozef en Efraïm, weliswaar verborgen, hemelse zegeningen beloofd die in Christus en de Gemeente vervuld worden. Dit is altijd een geheim, een verborgenheid, geweest in Gods Woord, maar God wil ons laten zien dat de rijke zegeningen van de Gemeente al lang geleden voorzegd zijn. Op verborgen wijze laat God zo aan ons zien dat buiten Israël om er nog een volk geroepen zou worden om te erven. Dit wordt door Paulus in zijn brieven aan ons uitgelegd, hoewel dit alles niet altijd even eenvoudig te begrijpen is.