28 april


Als wij de geschiedenis der mensheid met betrekking tot God, de Schepper, nagaan, wordt ons hart vervuld met eerbied en aanbidding voor Zijn mateloos geduld met de mens en Zijn grenzeloze liefde tot de mens. Hoe meer we er over gaan nadenken, hoe minder wij het kunnen begrijpen.
Toen Adam en Eva bewust de partij van Gods tegenstander kozen en in zonde vielen had God zondermeer het contact met hen voor altijd kunnen verbreken. God echter, in Zijn oneindige liefde, had al vóór de nederwerping der wereld het gehele plan der verlossing gereed. Toen reeds heeft Zijn geliefde Zoon, de Heer der Heerlijkheid, gesproken en gezegd: “Zie, Ik kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God!” (Hebreeën 10:7). Ziende op het verlossingswerk van Jezus Christus kon God de mens blijven omringen met Zijn liefde en zorg. De mens heeft zijn Schepper verlaten en viel steeds dieper in zonde. Ook Gods eigen volk Israël, door Hem op wonderbare wijze verlost, verkoos eigen wegen te gaan en verliet de God zijner vaderen. God echter bleef trouw. Trouw aan Zijn schepsel, trouw aan Zijn verbondsvolk.

De mens verliet God, God verliet de mens niet. Slechts één Mens heeft het moeten uitroepen: “En omtrent de negende ure riep Jezus met een grote stem zeggende: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten!” (Mattheüs 27:46). De ware Mens, Jezus Christus, de Zoon des mensen, Die in volkomen gehoorzaamheid altijd Gods wil had gedaan, werd door Zijn God verlaten. Hij, Die niet zonder Zijn God kon leven. Hij werd verlaten toen Hij voor ons tot zonde gemáákt werd, toen Hij onze zonden in Zijn lichaam op het kruis bracht (2 Korinthe 5:21 en 1 Petrus 2:24).
Gods Woord zegt het zo duidelijk tot ons in Éfeze 2:4-5: “Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden)”.

Onze Heiland, Die in onze plaats door God werd verlaten toen Hij het oordeel droeg, is nu de opstane Heer. Wij zijn voor eeuwig opgenomen in de liefde van God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus, door de Heilige Geest.

Lezen: 1 Petrus 2:22-24