23 februari


“Hun binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht” zegt Psalm 49:12. De mens heeft er alles voor over om het zich in deze wereld aange­naam te maken, om zich hier te nestelen en naam te maken. “Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziel? Of wat zal een mens geven, tot lossing van zijn ziel?” zei de Heer Jezus in Mattheüs 16:26.
De mens kan niet één uur aan zijn leven toevoegen als zijn tijd van sterven is gekomen.

Door de zonde kwam de mens terecht in het rijk van de dood. Hij is geketend aan zonde en dood en hij heeft geen mogelijkheid om zichzelf eruit te bevrijden.
Hoe wonderbaar groot is Gods liefde, dat Hij een weg tot bevrijding heeft willen openen. “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe” (Johannes 3:16). Jezus Christus heeft Zijn leven gegeven om de mens te verlossen. Alleen in Hem is er leven voor eeuwig, is er blijdschap, vrede en vrij­heid. Alleen in Hem is het leven de moeite waard om geleefd te worden. Dat leven is niet gericht op aardse rijkdom die zo kort van duur is, maar op de eeuwige heerlijkheid. Ons, die Hem toebehoren, heeft Hij verlost uit deze wereld.

“Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden en wij zijn het” (1 Johannes 3:1). Kind te zijn van zulk een God en Vader, het eigendom te zijn van Christus onze Heiland, gaat dat niet alles wat de wereld biedt te boven?

Lezen: 1 Johannes 3:1-3