09 februari


Exodus 16:3
En de kinderen Israëls zeiden tot hen: Och, dat wij in Egypteland gestorven waren door de hand des Heren, toen we bij de vleespotten zaten, toen we tot verzadiging brood aten. Want gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om deze ganse gemeente door de honger te doden.

Zoals we gisteren gezien hebben, is de uittocht uit Egypte de natuurlijke geboorte van het volk Israël. Daar ontstond de aardse natie Israël. Helaas verliep de geboorte niet helemaal zoals het had moeten gebeuren. De navelstreng, de natuurlijke verbindingslijn tussen moeder en kind, waarmee het kind gevoed wordt, was niet afgesneden. Dat is dan ook de reden waardoor het volk terug bleef verlangen naar Egypte. Egypte is in de Bijbel altijd een beeld van deze stoffelijke wereld.

Deuteronomium 27 en 28 geven een verslag vooraf van wat er daarna met het volk Israël is gebeurd. Israël werd verstrooid onder de volken en zou naar Egypte terugkeren. Dat is ook inderdaad gebeurd. In 70 na Christus werd de tempel in Jeruzalem verwoest. Veel Joden zijn toen teruggekeerd naar Egypte. Men heeft zelfs geprobeerd zichzelf daar als slaaf te verkopen. Het eindigde dus zoals het begonnen was, als slaaf in Egypte.

Sindsdien is de Joodse staat een dode staat, of zoals de Bijbel zegt een “dood lichaam”. “En uw dood lichaam zal aan alle gevogelte des hemels, en aan de beesten der aarde tot spijze zijn; en niemand zal ze afschrikken”. (Deuteronomium 28:26) Het woord dood heeft hier niet de betekenis zoals wij dat kennen in de zin van “ophouden te bestaan”, maar het Bijbelse begrip dood heeft te maken met scheiding of verbroken gemeenschap. Er is geen communicatie meer.

Israël wilde zich niet afhankelijk stellen van de Heer. Het resultaat hiervan was dat God Zijn aangezicht voor haar verborg. Deze waarheid wordt in verschillende profetieën herhaald.