21 januari


In de Bijbel, Gods heilig Woord, vinden we vele geboden en wetten aan de mens gegeven. Het zijn goddelijke wetten. In Genesis 26:5 lezen we dat God tot Abraham zegt, dat hij naar Zijn geboden, Zijn wetten en Zijn inzettingen heeft geluisterd. Ruim vierhonderd jaar later heeft God deze wetten, aangevuld met vele andere, op schrift doen stellen en aan Zijn volk Israël gegeven. Deze wetten ontving Israël via Mozes en ze worden daarom de wetten van Mozes genoemd. Al deze wetten zijn van God en dus heilig, ze moesten op Gods bevel naarstig onderhouden worden.
De mens kon dus door de wet leven zoals het van hem werd gevraagd, zou men kunnen concluderen.

De wet werkte echter precies andersom. Door de wet leerde de mens juist de zonde goed kennen. B.v. het gebod: “Gij zult niet begeren”, wekt de begeerte in de mens op (Romeinen 7:7-8). Wetten zijn er om overtreden of ontdoken te worden, zegt men dikwijls. Als er geen wet is, is er ook geen overtreding. De wet kan de mens nooit rechtvaardigen, want door de wet wordt de zonde gestimuleerd, opgewekt. Dit komt niet doordat de wet verkeerd is, doch doordat de mens van nature zondig is. De wet is heilig, rechtvaardig en goed, zegt God in Romeinen 7:12. De mens deugt echter niet.
De eis van Gods wet is: “De ziel die zondigt zal sterven”. Er is geen ontkomen aan. God, de Heilige, houdt Zich aan Zijn wet. De enige oplossing is Jezus Christus, Gods Zoon. Hij is voor ons een vloek geworden en kocht ons zo vrij van de vloek der wet.

Lezen: Galaten 3:10-13